Inge Bosman kreeg van vrienden een originele foto van het eeuwfeest van Zaandijk in 1894 (afbeelding 1). Alle personen zijn in zogenaamd Zaans Kostuum afgebeeld. Het laat een geromantiseerd beeld zien van streekdracht aan het einde van de achttiende eeuw. Dat gaf me een impuls om uit te zoeken hoe het beeld van met name het Zaanse vrouwenkostuum is ontstaan.
De zoektocht bracht mij bij een toneelstuk dat in 1894 speciaal voor het 400-jarig bestaan van Zaandijk werd geschreven: ‘De Bloem van Zaandijk, Een dramatische schets in drie delen. De auteurs, C. van der Zeyde en G. J. Honig, beschreven het leven van een aantal aanzienlijke families uit 1793-1794, dus 100 jaar eerder, de families Vis, Van der Ley, Nan en De Jager. Het stuk eindigt met een bruiloftsfeest en hieraan dankt het vooral zijn populariteit. De acteurs waren dorpsgenoten, lid van toneelvereniging Bogaers, die optraden in ca.100 jaar oude kostuums die bij welgestelde families nog ruim voorradig waren. In 1894 waren er maar liefst zestig personen die kleding en sieraden uitleenden, zodat de volledige cast van bijna 30 mensen er zo mooi mogelijk uitzag.
Streekdracht wordt populair
Tegenwoordig zou zo’n stuk waarschijnlijk in spijkerbroek in een oude fabriekshal worden gespeeld. Maar eind negentiende eeuw was er sprake van een toenemend nationalisme en het terugverlangen naar oude tijden, toen het leven nog puur en eenvoudig was. Hierdoor ontstond ook interesse in de streekdrachten (2). Dracht werd synoniem voor eendracht. Schilders uit binnen-en buitenland schilderden romantische tafereeltjes met vooral lieve meisjes in streekdracht. Soms werd een geromantiseerd beeld van de eigen tijd weergegeven, maar soms ook werd teruggegrepen op het verleden. Voor deze schilderijen was in binnen-en buitenland een grote markt. Ook de industrie ontdekte de streekdracht voor advertentie-doeleinden, en met name de cacao-industrie (3).
(2) Ad de jong, ‘Dracht en Eendracht. De politieke dimensie van klederdrachten’ in: Klederdracht en Kleedgedrag, Het kostuum Harer Majesteits onderdanen 1898-1998 (Nijmegen, Sun 1998)73.
(3) Vrouw in Zaanse klederdracht, molenlandschap, ca.1900,1ith. in Zaanlandia, Zaandijk bij N.V. Chocoladefabriek De Zaan, Cacao de Zaan Gemeentearchief Zaanstad.
Optreden tot buiten de Zaanstreek
Het succes van ‘De Bloem’ leidde tot allerlei optredens in kostuum bij belangrijke culturele gebeurtenissen, in en buiten de Zaanstreek. Toen bijvoorbeeld in 1913 in Amsterdam een grote landelijke tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913′ plaatsvond, met allerlei culturele activiteiten, werd de Zaanstreek gevraagd het toneelstuk De Bloem van Zaandijk op te voeren. Veel tijdschriften, tot de Londense Daily Mirror aan toe, lieten er foto’s van zien. In 1936 werd een grote tentoonstelling van achttiende- en negentiende-eeuwse kostuums van de Nederlandse adel gehouden. ‘Het costuum van onze voorouders’ (4). Die werd aangevuld met tableaus van (slechts) vier streekdrachten. De Zaanse kostuums, die werden uitgeleend door o.a. de Zaanlandse Oudheidkamer, werden in en om een Zaans tentjachtje getoond.
Opvoering in 1946
Voor ons werd het toneelstuk vooral bekend toen het in 1946 werd opgevoerd in De Waakzaamheid in Koog aan de Zaan (5). Er was zelfs een plan om er een film van te maken, maar dat is niet doorgegaan (6). Van de cast van deze uitvoering maakte de Koger onderwijzer, kunstschilder en zanger A.P. van Mever een aantal snel vervaardigde ingekleurde tekeningen (7). Er zijn toen ook veel ansichtkaarten gemaakt die wijdverspreid zijn. De opvoering in 1946 was de laatste in antieke kleding. Daarna ontstond het besef dat de kostuums toch wel veel te lijden hadden. Veel van deze mooie kleding werd toen aan de Zaanlandse Oudheidkamer, of later het Zaans Museum geschonken. Het museum nam alles aan en kreeg zo naast een mooie collectie ook alle schade, aangericht door het toneelgebruik, in bezit. Maar ook dat is onderdeel van de geschiedenis van de Zaanstreek.
(5) Volgens Klaas Woudt is ‘De Bloem van Zaandijk’ in mei 1946 nog een of hoogstens twee keer opgevoerd. (schriftelijke mededeling).
(6) Historisch Genootschap Boekenogen vroeg hiervoor zelfs subsidie aan bij het Ministerie van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen en kreeg een voorlopig gunstige toezegging.
(7) Informatie van Klaas Woudt: Zes ervan zijn bij elkaar bewaard gebleven, waarschijnlijk zijn er ook nog wel enkele verspreid in familiebezit.
Beeldvorming van het Zaans Kostuum
Intussen is het wel de vraag: wat is dat Zaans kostuum eigenlijk? De Bloem van Zaandijk speelt zich af in de jaren 1793-1794. toen de mode een grote verandering onderging: van de volumineuze zware achttiende-eeuwse kleding naar de sluike en lichte empiremode van begin negentiende eeuw. Een tussenfase dus. De Zaanse elite volgde het modesilhouet doorgaans met enige afstand (in jaren). Zij hield volgens tijdgenoten vast aan de kostbare en zware stoffen van het derde kwart van de achttiende eeuw. Er zijn echter nauwelijks afbeeldingen uit die tijd, wat het lastig maakte een juist beeld te creeeren.
De regie in 1894 moest kiezen tussen afbeelding van een vrouw in ‘Zaans kostuum’ zonder heupverbreding (origineel in het Rijksprentenkabinet) bij de Vrijheidsboom in Zaandijk in 1795 van Noach van der Meer of de afbeelding uit 1791 in een modetijdschrift van ‘Eene Zaandammer Dame’. Die twee stonden lijnrecht tegenover elkaar. Bovendien wilde men gebruikmaken van originele kostuums. Alleen waren er niet zoveel kostuums als acteurs. Er moest dus worden geimproviseerd. Men gebruikte kleding uit de periode 1770-1820, aangevuld met oorijzers en sieraden uit nog latere periodes van de negentiende eeuw. Door halsdoeken over de jakken te dragen, in plaats van erin, viel het niet meer op dat de meeste te krap waren. De kostuums van de mannen werden opgeleukt met kanten jabots (geplooide batisten of kanten halsversiering langs het hemdsplit) en mouwstroken. De jassen werden extra versierd met applicaties en sierband om het op borduurwerk te laten lijken. De voornamelijk doopsgezinde elite van Zaandijk zal dit zelden of nooit gedragen hebben.
Onhistorisch, maar aantrekkelijk beeld
Mode en streekdracht zijn niet statisch en staan aan tijdsinvloeden bloot. Het kostuum van 1770 zag er heel anders uit dan het kostuum van 1794 of 1820. Hoewel het beeld in detail dus niet klopte, slaagde men erin een buitengewoon aantrekkelijk beeld te creëren van de zogenaamde Zaanse streekdracht: De mannen met hun versierde jassen en kanten jabots, de vrouwen in een combinatie van prachtige zijden en sitsen kassekiens (jakken, red.) en rokken, aangevuld met kanten halsdoeken en gouden en zilveren oorijzers. Het oogstrelende effect werd nog eens versterkt door de jeugdige cast. Het werd de opmaat voor wat men later dacht dat het Zaans kostuum was, altijd is geweest en altijd zo zal blijven. Zelfs de Zaanlandse Oudheidkamer in Zaandijk kleedde de poppen in de stijlkamers, á la Bloem van Zaandijk. Geen wonder dat latere kostuumgroepen dit voorbeeld volgden. De bekende kostuum historicus en tekenaar Jan Duyvetter corrigeerde het beeld enigszins, (8) maar ook hij blijft de halsdoek over het jak afbeelden. Simon Honig Jz deed zijn best een reëler beeld te schetsen, o.a. in zijn artikel `Zaans kostuum, fantasie of realiteit’.
(8) Jan Duyvetter en Bert Ockers, Beelden van Jan Duyvetter, (Arnhem, Nederlands Openlucht Museum 2000) omslag en p.70.
Sporen van een toneelverleden in het Zaans Museum
Door mijn werk als vrijwilligster bij de textiel- en kledingcollectie van het Zaans Museum kwam ik in aanraking met aanpassingen in kostuums die niet het gevolg konden zijn van het gewone vermaken van kleding. Toen ik foto’s ging verzamelen van De Bloem van Zaandijk en andere feesten in Zaans kostuum ging ik kleding herkennen en werd het me duidelijk dat één en ander met elkaar samenhing.
Jakken of kassekiens
Op de foto’s van 1894 (en later) is goed te zien dat er geen panier (heupverbreding) wordt gedragen. In antieke jakken zaten soms tailleplooien om ruimte aan de panier te geven. Deze plooien zijn dan uitgehaald, maar de naaisporen zijn er nog (9). De gemiddelde taillemaat van de antieke jakken lag tussen de 50 en 60 cm. Daar pasten velen niet meer in. Wanneer er nog wat lapjes over waren, werden de voorpanden verbreed met een soort patchwork.
(9) In de collectie van het Zaans Museum online te vinden onder nummer ZOV-064339. In het vervolg worden meer voorbeelden van kleding genoemd uit de collectie van het Zaans Museum: ZOV-05276, ZOV-11535, ZOV-02436, ZOV-02431.
De mouwen werden dan ook verbreed. Ook werden wel de haken en ogen van de middenvoorsluiting verwijderd en gaatjes in de stof gemaakt waar een koord doorheen geregen kon worden. Of men naaide verlengbanden in, die als koord tussen de haken en ogen doorgeregen werden: een rijglijfeffect. Dat alles oogt natuurlijk niet fraai, maar daar was een oplossing voor: men ging de halsdoeken vooral óver het jak dragen, in plaats van erin. Zo werd het feit verdoezeld dat de jakken veel te krap waren. In meerdere jakken zijn laat negentiende- of twintigste-eeuwse kanten ingenaaid, vooral aan de mouwen, maar soms ook in de hals.
Rokken of wagden
Omdat de oorspronkelijke achttiende-eeuwse rokken wel 4,5 tot 6 meter breed zijn, is het moeilijk een sluik silhouet te creëren, vooral van de dikkere, wollen damasten stoffen. In dat geval werd soms van één rok twee rokken gemaakt.
Mofjes of mitaines
In de achttiende eeuw werden zijden mofjes of wantjes gedragen, sinds de negentiende eeuw aangeduid als mitaines, vingerloze handschoenen die de doorgaans tengere onderarm bedekten. De steviger armen van latere generaties werden in de smalle mitaines gewrongen en een groot aantal is hiermee vernield. Vaak ook werden de oorspronkelijke smalle achttiende-eeuwse (zilver) kanten vervangen door veel bredere (machinale) kanten uit later tijd.
Hoofdtooi
Het oorspronkelijke oorijzer van 1793-1794 is smal met kleine zgn. ‘boeken’, de uiteinden die een beetje op boeken lijken, met een eenvoudige versiering. Voor zover bekend is er in de Zaanstreek geen enkel exemplaar bewaard uit die tijd (10). Toen de mode veranderde, veranderde ook de vorm van de oorijzers en de bijbehorende sieraden. Voor een nieuw model werd het oude ingeleverd en omgesmolten (11). Daarom dragen de meeste re-enacters oorijzers uit de negentiende eeuw. Op de foto’s is goed te zien dat er ook negentiende-eeuwse kanten mutsen en ondermutsen werden gedragen. In de collectie van het Zaans museum bevinden zich naast een aantal ernstig beschadigde achttiende-eeuwse kanten oorijzermutsen, ook zeker zes replicaexemplaren, gemaakt met machinale laat negentiende-eeuwse ‘Beverse’ kant. Waarschijnlijk zijn ze gebruikt in De Bloem.
(10) In het Westfries Museum in Hoorn is nog een zilveren exemplaar. In het Zaans Museum bevindt zich een zilver oorijzer met onbewerkte boeken (ZOV-05624) van ca. 1780.
(11) De oorijzers uit de stadse mode van de zestiende en zeventiende eeuw moesten de muts op zijn plaats klemmen. In de streekdracht werden zij sierornamenten, in de achttiende eeuw nog vrij smal, in de negentiende eeuw steeds breder met steeds grotere boeken. Op den duur werden ze weer smaller. Oorijzers zijn mede daardoor goed te dateren.
Mannenkleding
Er is relatief weinig mannenkleding in het Zaans Museum terechtgekomen. Er zijn een aantal zijden kniebroeken en zijden vesten in slechte staat; maar het is niet zeker dat dit aan De Bloem te wijten is. Wel zijn er een aantal fantasiejabots in de collectie, die historisch ‘niet kloppen’ en aan De Bloem kunnen worden toegeschreven (12).
(12) Bijvoorbeeld ZOV-03170, van negentiende-eeuws kloskant en ZOV-06125, van twintigste-eeuwse machinale kant.
De Zaanse Kaper
Historische kostuumgroep De Zaanse Kaper is opgericht in 1994 bij het 500-jarig bestaan van Zaandijk. De leden hebben niet zomaar nagemaakt wat voorgaande groepen of kostuum-groepen en reenacters droegen, maar degelijk onderzoek gedaan naar de kostuums in het toenmalige Zaans Historisch Museum. Doordat verschillende leden kennis hadden van de diverse naai-en handwerktechnieken werden er allerlei ‘nieuwe’ ontdekkingen gedaan. Zich baserend op de ZOV-kledingcollectie in het museum, op schriftelijke bronnen, op portretten en prenten en geadviseerd door Simon Honig jz. besloot de groep het kostuum van ca. 1775 – 1780 als uitgangspunt te nemen. In deze periode werd de panier nog gedragen, wat het brede silhouet van deze dracht geeft. De groep maakte replica’s en gebruikte hiervoor zoveel mogelijk dezelfde soort stoffen, met dezelfde motieven die met dezelfde technieken handmatig werden verwerkt. Slechts voor een klein deel werden antieke onderdelen toegepast, voornamelijk voor de halsdoeken en de handgekloste kanten. Ook deze groep liep tegen het probleem van de niet meer verkrijgbare achttiende-eeuwse oorijzers aan. De meesten dragen dus noodgedwongen negentiende-eeuwse oorijzers. De geborduurde ondermutsen en de kanten oorijzermutsen worden op de achttiende-eeuwse manier gemaakt. Vier leden hebben een replica zilveren oorijzer met kapspelden laten maken naar het model van 1780 in het Zaans Museum.
Inge Bosman